Vermogensbelasting stijgt explosief: Beleggers en spaarders mogelijk de klos in 2026!
In het kort:
Het fictieve rendement in box 3 stijgt in 2026 naar 7,66%, een forse verhoging van bijna 30%, wat vooral spaarders, beleggers en vastgoedinvesteerders hard raakt.
Politieke partijen vrezen negatieve gevolgen, zoals minder huurwoningen door hogere lasten voor particuliere beleggers en juridische procedures vanwege het grote verschil met werkelijke rendementen.
Staatssecretaris Van Oostenbrugge noemt de maatregel een tijdelijke oplossing voor het begrotingstekort, maar er is toenemende druk om vóór 2025 met een structureel alternatief te komen.
We schreven recent al over de grote veranderingen in de vermogensrendementsheffing voor de komende jaren. De problemen rondom de Nederlandse vermogensbelasting in box 3 lijken maar geen einde te kennen. We wisten al dat het fictief rendement waarschijnlijk verhoogd zou worden, maar nu is ook duidelijk heoveel dat ongeveer gaat zijn: 7,66%. Dit is een stijging van bijna 30% ten opzichte van de 6,04% in 2024. Het is dan ook zeer logisch en terecht dat dit heeft geleid tot forse verontwaardiging. De maatregel, bedoeld om een gat in de begroting te dichten, raakt vooral beleggers en spaarders en dreigt grote gevolgen te hebben voor de woningmarkt en het investeringsklimaat in Nederland.
Staatssecretaris van Financiën Tjebbe van Oostenbruggen (NSC) maakte vrijdag bekend dat de invoering van een nieuw stelsel voor box 3, gebaseerd op daadwerkelijk behaalde rendementen, opnieuw wordt uitgesteld. De geplande startdatum van 2027 wordt doorgeschoven naar 1 januari 2028. Ondertussen blijft het huidige stelsel, dat rekent met fictieve rendementen, van kracht. Om de inkomsten van box 3 op peil te houden, kiest het kabinet ervoor om het forfaitaire rendement fors te verhogen en het heffingsvrije vermogen te verlagen naar €52.048.
De beslissing zorgt voor onrust, zowel binnen als buiten de politiek. Critici vrezen dat spaarders en beleggers de dupe worden van een oplossing die vooral boekhoudkundig van aard is en niet strookt met de werkelijkheid. In dit artikel nemen we je mee in wat er aan de hand is en wat het voor jou kan betekenen.
Om de huidige onrust te begrijpen, is het goed om terug te gaan naar de kern van het probleem. Box 3, waarin vermogen op sparen en beleggen wordt belast, is al jaren onderwerp van discussie. Het belastingstelsel ging er lange tijd van uit dat spaarders en beleggers een fictief rendement behaalden op hun vermogen, ongeacht de realiteit. Tot 2021 gold een verondersteld rendement van bijvoorbeeld 4%, een percentage dat in de jaren van extreem lage spaarrentes steeds minder realistisch werd.
De situatie escaleerde toen de Hoge Raad in 2021 oordeelde dat deze methode in strijd was met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Het forfaitaire stelsel, dat geen rekening hield met werkelijk behaalde rendementen, werd naar de prullenbak verwezen. Sindsdien werkt de overheid met een overgangsstelsel waarin het fictieve rendement dichter bij de realiteit ligt. Spaarders betalen belasting op basis van de werkelijke spaarrente, terwijl beleggers een forfaitair percentage betalen dat het gemiddelde rendement van beleggingen moet weerspiegelen.
Toch blijft het systeem problematisch. In 2025 ligt het veronderstelde rendement voor beleggers bijvoorbeeld op 6,04%. Veel beleggers halen dat percentage in de praktijk niet, vooral als het gaat om vastgoed of andere langetermijninvesteringen. Met de nieuwe maatregel dreigt dit fictieve percentage in 2026 verder te stijgen naar 7,66%.
De verhoging van het fictieve rendement heeft geleid tot felle reacties in de Tweede Kamer. Henk Vermeer (BBB) noemt de maatregel “niet uit te leggen” en vreest vooral voor de gevolgen voor de huurmarkt. Particuliere beleggers, die vaak verantwoordelijk zijn voor het aanbieden van huurwoningen, krijgen te maken met hogere lasten en lagere rendementen. “Iedereen weet dat er hierdoor nog minder huurwoningen beschikbaar komen,” waarschuwt hij.
Ook bij de VVD rijzen er grote vragen over de rechtvaardigheid en de uitvoerbaarheid van de maatregel. Kamerlid Wendy van Eijk eist een grondige onderbouwing van de voorgestelde verhoging. “Welke berekeningen liggen hieraan ten grondslag? En hoe verhouden die zich tot eerdere ramingen?” De partij wil weten of de maatregel op termijn überhaupt houdbaar is, zeker gezien de juridische risico’s.
Het CDA sluit zich daarbij aan. Kamerlid Inge van Dijk pleit voor een diepgaande analyse van de impact, met name voor de vastgoedsector. Daar speelt nu al de vraag of investeringen in huurwoningen nog wel rendabel zijn. Als particuliere beleggers massaal hun vastgoed verkopen, dreigt de toch al krappe huurmarkt verder te verstarren.
De grootste oppositiepartij, GroenLinks-PvdA, ziet de verhoging als een maatregel die vooral de middenklasse en lagere inkomens treft. Kamerlid Tom van der Lee pleit ervoor om de tegenvallers in box 3 op te nemen in het begrotingstekort van dit jaar. Hij wijst erop dat de lasten anders opnieuw bij werkende Nederlanders en kleinere spaarders terechtkomen.
De verhoging van het fictieve rendement en de verlaging van het heffingsvrije vermogen hebben grote gevolgen voor particuliere beleggers. Wie zijn geld in aandelen, obligaties of vastgoed heeft gestopt, zal vanaf 2026 worden belast alsof hij jaarlijks 7,66% rendement behaalt. In werkelijkheid halen veel beleggers dat percentage niet. Voor vastgoedbeleggers, die al te maken hebben met hogere kosten en strengere regelgeving, kan de maatregel het omslagpunt betekenen. Als investeren in Nederland onrendabel wordt, zullen veel beleggers hun geld elders stallen.
Daarnaast zal de maatregel leiden tot nieuwe rechtszaken. Volgens belastingadviseur Cor Overduin, die eerder betrokken was bij procedures tegen de staat, is het verhogen van het fictieve rendement puur voor budgettaire redenen juridisch kwetsbaar. “De Hoge Raad heeft al twee keer geoordeeld dat het forfait niet mag afwijken van de werkelijkheid. Dit gaat opnieuw leiden tot procedures.”
Ook voor de woningmarkt zijn de vooruitzichten somber. Vastgoedbeleggers zoals Huib Boissevain van Annexum voorspellen dat de maatregel een verkoopgolf van huurwoningen zal veroorzaken. Dat zou de toch al beperkte beschikbaarheid van betaalbare huurwoningen verder verslechteren. "Mensen zullen met hun geld naar het buitenland vertrekken, weg uit box 3."
Staatssecretaris Van Oostenbruggen verdedigt de maatregel als een "technische invulling" om het begrotingstekort op korte termijn te dichten. Toch lijkt het vooral een tijdelijke oplossing voor een structureel probleem. De druk op het kabinet om vóór de voorjaarsnota van volgend jaar met een alternatief te komen, neemt toe. Met de huidige plannen dreigen spaarders en beleggers opnieuw de rekening te betalen voor een gebrekkig belastingstelsel.
Ondertussen worstelt de politiek verder. Het dossier box 3, dat al jaren een splijtzwam is, laat opnieuw zien hoe moeilijk het is om rechtvaardige belastingen te heffen op vermogen. Is het uberhaupt wel moreel om belasting op verdiend vermogen te heffen? Voor spaarders en beleggers betekent dit vooral meer onzekerheid en hogere lasten. Dit verhaal krijgt zeker nog een staartje en wordt daarom vervolgd.
Kommentare