Overheid omzeilt eigen regels en verlengt contracten van schijnzelfstandigen
In het kort:
Contractverlenging schijnzelfstandigen: Het Ministerie van Financiën verlengt de contracten met zzp’ers die betrokken zijn bij de hersteloperatie toeslagen, ondanks dat deze zzp'ers waarschijnlijk schijnzelfstandigen zijn.
Risico’s bij ministerie: Staffingbedrijven die deze zzp'ers leveren, kunnen eventuele naheffingen en boetes door de Belastingdienst doorbelasten aan het ministerie.
Focus op continuïteit: Het ministerie erkent de risico’s op schijnzelfstandigheid, maar voelt zich genoodzaakt om vanwege de urgentie van de hersteloperatie door te gaan met deze werkwijze tot minstens 2026.
De verlenging van contracten met zzp’ers binnen de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) heeft een opmerkelijk spanningsveld blootgelegd tussen juridische naleving en operationele noodzaak. Hoewel de Wet DBA schijnzelfstandigheid sinds 2016 probeert aan te pakken, stelt het ministerie dat stoppen met het inzetten van zzp’ers de hersteloperatie onacceptabel zou vertragen.
Cijfers en context van wat er aan de hand is:
Aantal zzp'ers en risico op schijnzelfstandigheid: Hoewel exacte aantallen niet bekend zijn, geeft het ministerie aan dat een "aanzienlijk aantal" ingehuurde zzp’ers als schijnzelfstandigen kan worden gezien.
Looptijd hersteloperatie: De operatie, gestart in 2020, staat onder zware tijdsdruk vanwege de enorme hoeveelheid dossiers van gedupeerde ouders. Volgens cijfers in eerdere Kamerstukken moet UHT meer dan 50.000 complexe dossiers afhandelen. Geen zaak om vertaging in te hebben dus.
Verwachte kosten bij naheffingen: De naheffingen bestaan voornamelijk uit werknemerspremies (zoals WW en ZVW), die kunnen oplopen tot tienduizenden euro’s per zzp’er per jaar. Eventuele boetes zouden de kosten verder verhogen.
Waarom deze keuze?
Druk vanuit de politiek: De Tweede Kamer heeft expliciet aangegeven dat het herstelproces topprioriteit heeft, zelfs als dat betekent dat de Wet DBA tijdelijk genegeerd wordt. Het ministerie heeft daarmee een mandaat om pragmatisch te handelen.
Tijdelijke aard van UHT (Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen): Het is voor UHT niet haalbaar om voldoende vaste medewerkers aan te nemen gezien de korte tijdslijn en het feit dat het om een tijdelijke organisatie gaat tot dit dossier afgesloten kan worden. Veel personeel werkt via bureaus, wat bijdraagt aan de problematiek rondom naleving.
Financiële verantwoordelijkheid bij het ministerie: Door staffingbedrijven schadeloos te stellen, probeert het ministerie de samenwerking met deze partijen veilig te stellen. Dit is essentieel om continuïteit te waarborgen. Echt onderstreept dit ook weer het feit dat er met twee maten gemeten wordt, aangezien andere bedrijven deze opties uiteraard niet hebben.
Wat betekent dit voor het ministerie, staffingbedrijven en de ZZP markt?
Voor het ministerie:
Het verlengen van de inzet van schijnzelfstandigen kan tot reputatieschade leiden. De Belastingdienst staat in een delicate positie omdat ze enerzijds strenger toezicht op schijnzelfstandigheid moet houden, terwijl anderzijds de eigen operatie afhankelijk is van deze constructie.
Voor staffingbedrijven:
De contractuele clausules die hen vrijwaren van financiële risico’s bieden een unieke bescherming. Toch kan reputatieschade niet volledig worden uitgesloten, vooral als controles de publieke aandacht trekken. Voor andere bedrijven vormt deze wetgeving echter wel een gevaar op boeten en naheffingen.
Voor de markt:
Dit precedent kan in bredere zin zeker invloed gaan hebben op hoe andere organisaties omgaan met de Wet DBA. Het doorbelasten van naheffingen en boetes kan een oplossing lijken, maar het blijft juridisch kwetsbaar en zeker niet voor iedereen een mogelijkheid.
De zorgen van zelfstandigen worden versterkt door de terughoudendheid van opdrachtgevers bij het inhuren van zzp’ers. Uit een eerder onderzoek van het RTL Nieuwspanel onder 1.500 zelfstandigen blijkt dat 15 procent van de zzp'ers merkt dat opdrachtgevers terughoudender worden met het inhuren van zelfstandigen.
Opdrachten worden niet verlengd of zzp'ers worden uitgesloten bij aanbestedingen en vacatures. De aanstaande handhaving van de Wet DBA zet extra druk op opdrachtgevers, die boetes en naheffingen willen voorkomen. Tegelijkertijd worden de uitzonderingen die de overheid zichzelf toestaat gezien als een ongelijke behandeling, wat volgens zzp-organisaties de geloofwaardigheid van de regelgeving ondermijnt.
Het ministerie wil de inzet van zzp'ers met een hoog risico op schijnzelfstandigheid afbouwen in de periode 2025-2026. Toch is het onduidelijk of dit haalbaar is gezien de complexiteit en omvang van het herstelproces dat nu nog loopt. Dit roept bij veel mensne vragen op over de effectiviteit van de Wet DBA en de mogelijkheden om dergelijke operaties efficiënter te organiseren zonder risico’s voor de naleving.
Het is misschien verleidelijk om nu met een beschuldigende vinger naar de overheid te wijzen vanwege het verlengen van de contracten met schijnzelfstandigen. Toch is dit niet zomaar een kwestie van regels overtreden. Wat deze situatie vooral blootlegt, is hoe complex de dynamiek rondom zzp’ers en schijnzelfstandigheid in Nederland werkelijk is. De Wet DBA heeft als doel duidelijkheid te scheppen en schijnconstructies te voorkomen, maar de praktijk laat zien dat er vaak een grijs gebied bestaat waarin keuzes zoals deze, in dit geval voor het ministerie, onvermijdelijk zijn.
We moeten simpelweg ook erkennen dat de arbeidsmarkt sterk leunt op zelfstandigen in Nederland. Het komt steeds vaker voor dat zzp’ers voor langere tijd bij één opdrachtgever werken, vooral bij grote en complexe projecten zoals waar de hersteloperatie toeslagen een mooi voorbeeld van is. Deze situatie is niet uniek voor de overheid; ook in het bedrijfsleven speelt dit vraagstuk. Het verlengen van deze contracten is daarom niet per se opmerkelijk, maar laat zien hoe lastig het kan zijn om een strikte scheiding tussen zelfstandigen en werknemers te hanteren. Misschien ligt de oplossing eerder in een herijking van hoe we omgaan met ZZP´ers zoals in deze situatie in Nederland, in plaats van een rigide handhaving van regels die soms niet aansluiten op de werkelijkheid, zoals wat nu wellicht het geval is.
Kortom, deze situatie belicht een fundamenteel probleem in de balans tussen naleving van wet- en regelgeving en operationele noodzaak, zelfs bij de overheid zelf. Het ministerie lijkt te kiezen voor pragmatisme boven principes, een keuze die politiek gevoelig is en mogelijk consequenties heeft voor hoe ZZP´ers naar deze wet zullen kijken.
De overheid kiest niet voor pragmatisme, maar van het bewust niet volgens van haar eigen wetten. Dat is behoorlijk zorgelijk.