top of page

Dit staat jouw koopkracht te wachten in 2024 en daarna

In het kort:

  • De koopkracht in Nederland steeg in 2023 met 0,3%, vooral lagere inkomens profiteerden, met bijstandsontvangers die een stijging van 2,2% zagen.

  • Hogere inkomens daalden in koopkracht, waarbij de hoogste inkomens een daling van 1,5% ervoeren.

  • Overheidsmaatregelen zoals hogere minimumlonen, toeslagen en energietoeslag hadden een positief effect op lagere inkomens, terwijl belastingverhogingen en een lagere zelfstandigenaftrek juist de hogere inkomensgroepen troffen.


Voordat we het gaan hebben over wat jij kan verwachten aan veranderingen in je portemonnee, eerst even terug in de tijd. In 2023 steeg de koopkracht van de Nederlandse bevolking gemiddeld met 0,3%, zo blijkt uit nieuwe cijfers van het CBS. Deze beperkte stijging kwam na een daling van 1,1% in 2022, maar de verdeling van deze stijging was verre van gelijkmatig.


Vooral lagere inkomensgroepen profiteerden aanzienlijk van de toegenomen koopkracht, terwijl hogere inkomensgroepen juist te maken kregen met een daling. Dit was grotendeels te wijten aan gerichte overheidsmaatregelen die lagere inkomens beschermden tegen de effecten van inflatie, terwijl fiscale veranderingen hogere inkomens zwaarder belastten.


De koopkracht groei/afname over de afgelopen jaren:

Bron: CBS

De koopkrachtontwikkeling per inkomensgroep laat een duidelijk beeld zien van wie in 2023 profiteerde en wie niet. De laagste inkomensgroep (de onderste 10%) zag de grootste stijging met 1,7%. Dit was grotendeels het resultaat van beleidsmaatregelen zoals de verhoging van het minimumloon, dat werd gekoppeld aan verhogingen van de bijstandsuitkering en de AOW. Bovendien speelden andere vormen van inkomensondersteuning, zoals een verhoogde zorgtoeslag en kindgebonden budget, een belangrijke rol. Bijstandsontvangers zagen zelfs een grotere verbetering, met een koopkrachtstijging van 2,2%.


De koopkrachtontwikkeling per inkomensgroep:

Bron: CBS

Aan de andere kant hadden mensen in de hoogste inkomensgroepen te maken met een koopkrachtdaling. De hoogste 10% ervoer een daling van 1,5%. Deze groep werd geconfronteerd met hogere belastingen op vermogen (box 3) en een lagere zelfstandigenaftrek, die vooral zelfstandigen zwaar trof. Hun koopkracht daalde met 1,8% in 2023. Werknemers deden het iets beter, met een lichte stijging van 1,1%.


Naast de verdeling per inkomensgroep, waren er ook duidelijke verschillen zichtbaar per inkomensbron. Werknemers en bijstandsontvangers boekten vooruitgang, maar zelfstandigen en pensioenontvangers ervoeren een daling van hun koopkracht. Zo gingen bijstandsontvangers er in 2023 nog altijd op vooruit met 2,2%, hoewel dit minder was dan de 4,7% stijging in 2022. Zelfstandigen hadden daarentegen opnieuw een moeilijk jaar, met een koopkrachtdaling van 1,8%.


De koopkrachtontwikkeling per inkomensgroep:

Bron: CBS

Voor 2024 heeft het kabinet al enkele veranderingen aangekondigd die invloed zullen gaan hebben op de koopkracht van verschillende bevolkingsgroepen. De gemiddelde koopkracht zal naar verwachting 0,7% stijgen. Vooral de lagere en middeninkomens zullen hiervan profiteren, met een verwachte stijging van 1,1% voor inkomens tot €50.000 per jaar. Dit komt door gerichte maatregelen zoals de introductie van een nieuwe belastingschijf in de inkomstenbelasting, waardoor de belastingdruk op het eerste deel van het inkomen lager wordt.


Daar staat echter een verhoging van de zorgpremie tegenover. Verwacht wordt dat de zorgpremie met 8 euro per maand zal stijgen, wat neerkomt op een jaarlijkse extra kostenpost van ongeveer €96 per huishouden. Dit zal vooral de koopkracht van lage en middeninkomens juist weer onder druk zetten.


Daarnaast wordt de maatregel van gratis schoolmaaltijden voor kinderen in armoede voortgezet, wat een belangrijke stap is om de financiële druk op kwetsbare gezinnen te verlichten. Dit beleid, dat op ongeveer 2.200 scholen actief is, zorgt ervoor dat kinderen uit armere huishoudens ten minste één gezonde maaltijd per dag krijgen. Dit beleid is direct gericht op het verlichten van de financiële last van gezinnen met lage inkomens.



Ook de overdrachtsbelasting voor beleggers wordt aangepast. De belasting op huizen waar de koper niet zelf in gaat wonen, wordt verlaagd van 10,4% naar ongeveer 8%, wat verhuurders aanmoedigt om meer woningen in de vrije sector te kopen. Dit zou op termijn de huurmarkt kunnen beïnvloeden, maar heeft vooral op korte termijn geen directe impact op de koopkracht van de gemiddelde Nederlander.


De verschillen in koopkrachtstijgingen zijn een direct gevolg van overheidsbeleid. Terwijl lagere inkomensgroepen profiteren van verhogingen in minimumloon, toeslagen en andere inkomensondersteunende maatregelen, worden hogere inkomensgroepen zwaarder belast door fiscale maatregelen. De belasting op vermogen in box 3 werd verder verhoogd, wat vooral de hoogste inkomens trof. Daarnaast werd de zelfstandigenaftrek verder afgebouwd, wat de belastingdruk voor veel zelfstandigen verhoogde.


De nieuw ingevoerde belastingschijf in 2024 is specifiek gericht op het ondersteunen van werkenden door de belasting op het eerste deel van het inkomen te verlagen. Dit zou vooral de middeninkomens ten goede moeten komen, terwijl de verhoging van de zorgpremie daarentegen de vooruitgang deels teniet zou kunnen doen.


Ondanks een lichte gemiddelde koopkrachtstijging van 0,3% in 2023, profiteren voornamelijk lagere inkomensgroepen van de overheidsmaatregelen, terwijl hogere inkomens juist te maken krijgen met koopkrachtdalingen door fiscale veranderingen. In 2024 worden verdere stappen gezet om vooral de koopkracht van de lagere en middeninkomens te versterken, met de invoering van een nieuwe belastingschijf en het voortzetten van sociale maatregelen zoals gratis schoolmaaltijden. Echter, de verhoging van de zorgpremie en andere kostenverhogende maatregelen zullen ervoor zorgen dat de netto effecten op de koopkracht per inkomensgroep blijven variëren.

Comments


Net binnen..

Meld je aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief!

Bedankt voor het abonneren!

bottom of page